Door Marit Steman
In Nederland zijn we gewend dat ons drinkwater, van hoge kwaliteit, gewoon altijd uit de kraan komt. Maar we herinneren ons ook afgelopen zomers waarin mensen in verschillende plekken in Nederland werd gevraagd om al het niet-noodzakelijke watergebruik te beperken. Dit kon overigens ook vroeger voorkomen, zoals te lezen in een blog van Dániel Moerman. Niet alleen de hoeveelheid van het drinkwater kan een probleem zijn, er zijn verschillende bedreigingen van het oppervlakte- en grondwater waar drinkwater van gemaakt wordt. PFAS is iets wat veel in het nieuws is geweest; de schadelijke stof bevindt zich onder andere in voedsel en oppervlaktewater. Ook bestrijdingsmiddelen en geneesmiddelen vormen een bedreiging.
Ons drinkwater is dus gezuiverd oppervlakte- of grondwater. De kwaliteit van dit water beïnvloedt ons drinkwater, of in ieder geval de energie die drinkwaterbedrijven in de zuivering van het drinkwater moeten stoppen. Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) moet de zuiveringsinspanning naar beneden, wat betekent dat vervuiling van de bron – het oppervlakte- en grondwater – moet worden aangepakt. In een vorige blog over een artikel van Petra van Dam kon u lezen hoe de kwaliteit van het oppervlaktewater zich heeft ontwikkeld in de afgelopen eeuwen, in deze blog zullen de huidige problemen met de waterkwaliteit aan bod komen. Een volgende blog zal gaan over wat er gedaan wordt om de problemen op te lossen, en wat er te verwachten valt in de toekomst. Om mij te helpen een beeld te vormen, heb ik twee experts geïnterviewd, die beide vanuit een ander perspectief naar de waterproblematiek kijken.
Even voorstellen
Diederik van den Molen is beleidsmedewerker bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I en W), waar hij bezig is met verschillende onderwerpen. Zo was hij projectleider voor de uitvoering van de KRW, houdt hij zich bezig met het Nederlandse beleid rond PFAS in samenwerking met het RIVM, en zoekt hij naar oplossingen voor stikstof depositie in natuurgebieden. Hiernaast is hij lid van het algemeen bestuur van een Hoogheemraadschap, maar voor het interview sprak hij als beleidsmedewerker bij het ministerie.
Wendela Slok is jurist bij Vewin, de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland, die in Den Haag en Brussel de belangen van de drinkwaterbedrijven behartigt. Wendela bekijkt of regelgeving in de maak ervoor zorgt dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater goed blijft of beter wordt zodat de drinkwaterbedrijven de kwaliteit van het drinkwater kunnen blijven garanderen. Mocht dit niet het geval zijn wordt er geprobeerd om bij de sturen via de ministeries of het parlement.
Bedreigingen
Wat de problemen met de waterkwaliteit betreft moet er onderscheid gemaakt worden tussen oppervlakte- en grondwater, geeft Diederik aan. Hij benadrukt wel dat gemiddeld de kwaliteit van ons water in de afgelopen decennia flink vooruit is gegaan, “inmiddels heb je op heel veel plekken gewoon helder water.” Hij vertelt enthousiast dat hij in het voorjaar nog is wezen snorkelen in de Randmeren, waar je gewoon planten en vissen kan zien “alsof je in de Middellandse zee het water in gaat.” Maar Diederik erkent ook dat er nog wel problemen zijn, die deels te maken hebben met de sector landbouw. Deze problemen zijn vaak regionaal.

Bestrijdingsmiddelen, nitraat, en andere stoffen
Bestrijdingsmiddelen en nitraat zijn al bekende problemen, maar er worden ook nieuwe stoffen in het oppervlaktewater ontdekt, vertellen Wendela en Diederik. PFAS zijn hiervan een voorbeeld. ‘PFAS’ is een verzamelnaam voor verschillende chemische stoffen die door de mens geproduceerd zijn en niet of nauwelijks afgebroken worden in het milieu. Recente studies hebben aangetoond dat deze stoffen toch schadelijker zijn dan men dacht, wat betekent dat de Europese norm voor de maximale blootstelling aan PFAS is aangepast. Diederik vertelt dat momenteel wordt nagegaan of de normen voor de hoeveelheid PFAS in het oppervlaktewater ook moeten worden aangepast.
PFAS zijn niet de enige stoffen die gevaarlijk kunnen zijn. Wendela noemt geneesmiddelen als voorbeeld. Ze legt uit dat het onderwerp opkomende stoffen niet per se nieuw is: “We zijn al jaren bezig om een voorzorgsnorm te realiseren, ook voor nieuwe onbekende stoffen.”
Een van de lastigere stoffen in het grondwater, volgens Diederik, is nitraat omdat dit er moeilijk uitgefilterd kan worden. Hij vertelt ook dat veel andere stoffen die in het oppervlaktewater gevonden worden, ook in het grondwater terecht komen. Hierbij speelt nog een extra probleem dat de reistijd van het water van bovengronds naar grondwater best lang is. “Dat betekent dat wat je nu meet in het grondwater heel vaak een effect is van beleid van tig jaar terug,” zegt Diederik.

Hoeveelheid
Een ander probleem wat samenhangt met het klimaat is de hoeveelheid water die er beschikbaar is. Dit probleem is breder dan alleen het feit dat er minder water kan zijn, maar hangt ook samen met de chemische stoffen die in het water gevonden worden. De concentratie chemische stoffen in het water wordt namelijk hoger als er minder water is op de punten dat chemische stoffen geloosd worden. Diederik vertelt dat dit een bekend probleem is, maar dat vergunningen hier rekening mee houden om te voorkomen dat de concentratie chemische stoffen in het water te hoog wordt. Deze vergunningen kunnen bedrijven aanvragen om afvalstoffen te lozen in het oppervlaktewater.
Ook de grondwaterkwaliteit gaat achteruit als er minder water is. Lage grondwaterstanden betekenen dat er minder mest wordt opgenomen door de gewassen op de landbouwgronden, en dat er dus meer nitraat in het grondwater terecht komt. Zoals hierboven beschreven, is dit helemaal een lastig probleem omdat verandering in beleid nu, pas na jaren effect heeft.
Temperatuur
Los van stoffen in het water zijn er ook andere factoren die de kwaliteit van het water kunnen beïnvloeden. Diederik legt uit dat de temperatuur van het water ook meespeelt. Zowel hij als Wendela vertellen dat drinkwaterbedrijven geen water mogen opnemen wat een temperatuur van boven de 25 graden heeft. De reden hiervoor is dat bij hoge temperaturen het risico op de ontwikkeling van verscheidene bacteriën te groot is. Als het klimaat in de toekomst warmer wordt, zal dit een groter probleem worden.
Normen
Wendela legt uit dat voor drinkwaterbedrijven de verschillende normen die er zijn ook een probleem veroorzaken. De Drinkwaterregeling, de wetgeving voor drinkwaterbedrijven, heeft normen bepaald waaraan het oppervlaktewater wat drinkwaterbedrijven mogen innemen, moet voldoen. Deze normen leggen bijvoorbeeld vast wat de maximale concentratie van een bepaalde chemische stof mag zijn bij inname van water door een drinkwaterbedrijf. Voor veel van deze stoffen is door het ministerie van I en W geen milieukwaliteitseis voor het oppervlaktewater in het algemeen gesteld. Er is wel een signaleringswaarde, “maar het is juridisch belangrijk dat dit een milieukwaliteitseis wordt, dat is afdwingbaar en vergt maatregelen om aan de waterkwaliteit te voldoen,” stelt Wendela. Doordat er voor het oppervlaktewater wat drinkwaterbedrijven mogen innemen wel strenge normen zijn, maar deze niet overeenkomen met normen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het algemeen ontstaat er een “gap.” “Het principe van bescherming aan de bron is een mooi Europees uitgangspunt.”
Wat nu?
Kortom, bestrijdingsmiddelen, PFAS, nitraat en nieuwe chemische stoffen zoals geneesmiddelen, een hogere temperatuur en meer droogte hebben allemaal een negatieve invloed op de kwaliteit van de bronnen voor ons drinkwater. Naast deze meer meetbare problemen verdienen de verschillen in normen voor oppervlaktewater en het water wat drinkwaterbedrijven mogen gebruiken ook aandacht. Diederik en Wendela geven beide aan dat zowel door het ministerie als door Vewin er hard wordt gewerkt aan oplossingen voor deze problemen. De volgende blog zal hierover gaan!
Eén opmerking over 'Waterkwaliteit nu'