Water voor de dieren: het drenken van vee

Door Piet van Cruyningen

De vraag over het drenken van het vee die Petra opwerpt in haar blog is in de Nederlandse landbouwgeschiedenis nog nooit echt onderzocht, hoewel er in de collecties van boerderijonderzoekers als Klaas Uilkema en Hendrik Jan van Houten – bewaard bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort – waarschijnlijk wel aantekeningen over te vinden zijn.

Er is me wel een en ander bekend over het drenken van koeien en paarden in Zeeland. De drinkwatervoorziening was daar extra problematisch omdat een groot deel van het grondwater er brak was, als gevolg van verzilting door de zoute Zeeuwse stromen. Veel dorpen hadden daarom een vijver met een bodem van niet-doorlatende klei, waarin regenwater werd opgevangen. Zo’n vijver, die op de Zeeuwse eilanden ‘vate’ werd genoemd, kon bluswater leveren in geval van brand, maar diende vooral ook om paarden te drenken. Voor die dieren was er een bestrate helling waarlangs ze omlaag konden lopen om te drinken. De boerderijen buiten het dorp hadden een eigen vijver. Dagelijks, aan het eind van de werkdag, liepen de paarden naar die vijver om te drinken.

De vate van Baarland, gefotografeerd in 1966 door G.J. Dukker. Bron: Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, documentnummer 160.474.

Voor de koeien werd deze voorziening niet gebruikt. In de zomer liepen ze buiten in de wei en konden drinken uit de sloten. Was het water in de sloot te brak, dan vulde de boer een trog met drinkwater, soms uit een ‘tankwagen’, een boerenwagen met een watertank erop. ’s Winters, als de koeien op stal stonden, kregen ze emmers water voorgezet. Dat was veel werk, maar de meeste boeren hadden vaste arbeiders die in de winter niet veel te doen hadden, dus dit was een vorm van werkvoorziening. Bovendien waren de meeste Zeeuwse boeren in de eerste plaats akkerbouwer. De rundveestapel op de Zeeuwse boerenbedrijven was daardoor niet groot. Zeker vanaf eind negentiende eeuw, toen het belang van stalmest afnam door de opkomst van kunstmest, hielden de meeste boeren slechts enkele koeien.

Waarom werden de vijvers niet ook gebruikt om de koeien te drenken? Op die vraag heb ik geen echt antwoord. Het kan zijn dat de hellingen te steil waren voor koeien. Het kan er ook mee samenhangen dat koeien niet graag naar buiten gaan als ze eenmaal lekker warm op stal staan. Het is heel moeilijk om koeien ’s winters naar buiten te krijgen. Dat bleek tijdens de ramp van 1953 toen veel koeien in hun stal verdronken, terwijl paarden overleefden omdat ze wel de koude nacht in durfden.


Dr. Piet van Cruyningen is agrarisch historicus aan de universiteit van Wageningen

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: