Door Dániel Moerman
Op mensen met een moestuin, landbouwers en hydrologen na zouden weinig mensen vandaag de dag een gat in de lucht springen als er na een tijd van warm en droog weer ineens een enorme lading regen uit de lucht komt vallen. Laat staan dat er een massale feestvreugde uitbreekt en mensen opgelucht elkaar in de armen springen van blijdschap bij het voelen van de eerste regendruppels. Dat was wel anders in de vroegmoderne Nederlanden.
In het Polyte Boecken van de stad Gent uit de 17e eeuw wordt vermeld dat op vrijdag 29 april 1667 ‘hier tot Gent en omliggende gebieden’ sprake was van ‘grote vreugde en blijdschap over het vallen van de langgewenste regen’. De kroniekschrijver merkte hierbij op dat ‘de aarde nu vier weken lang droog en zonder vochtigheid is geweest’ wat ertoe had geleid dat boomgaarden en hoven alsmede ‘het gezaaide droog en zwart was van de dorst. Toen de regen na deze lange periode van droogte weer begon te vallen was er sprake van ‘plezier en vreugde om de dunne, zoete maar rijke regen te zien vallen’.

De geanimeerde beschrijving van de kroniekschrijver laat duidelijk zien waarom men destijds in en om Gent zeer blij was met de regenval. De gewassen van lokale boeren stonden er belabberd bij en misoogsten konden in de vroegmoderne periode tot een gebrek aan voedsel en hogere prijzen leiden. Aan het einde van zijn verslag van de feestelijkheden benoemt de schrijver dan ook dat ‘het landvolk [de boeren] zich sterk beklagen dat zij voor hun granen zo weinig geld ontvangen dat zij amper hun pachten kunnen betalen’. Hoewel de periode van droogte en watertekort dus voorbij was, waren de feestelijkheden wellicht iets te voorbarig. De economische gevolgen dan de 4-wekenlange droogte waren voor de boerenbevolking namelijk groot, en voor hen was de crisis met de eerste regendruppels nog niet afgewend.
De droogte van april 1667 was echter niet het gevolg van extreem warm weer. Volgens weerhistoricus Jan Buisman was de maand april in dat jaar bitterkoud, droog en schraal. In Den Haag werd er medio april ook geklaagd over het ‘schraele weer, waerdoor noch loff noch gras groeyt’. De maand mei blijft het koud en droog, volgens sommigen zelfs vergelijkbaar met het weer rond kerstmis, maar valt er wel af en toe een beetje regen. Pas rond begin juni wordt het warmer, waarbij de temperatuur flink toeneemt en er gelijk een nieuwe periode van droogte aanbreekt.
Het is echter goed om op te merken dat perioden van droogte ook in koude tijden konden plaatsvinden, terwijl we vandaag de dag droogte toch vaak associëren met lange perioden van warm weer. De 17e eeuw was daarbij één van de koudste perioden van de zogeheten ‘Kleine IJstijd’, de lange periode (ca. 1300-1870) waarbij de gemiddelde temperatuur op aarde daalde met betrekking tot de warmere periode ervoor. Hoewel er door klimaathistorici nog steeds gedebatteerd wordt over de Kleine IJstijd zijn velen het er wel over eens dat de vroegmoderne periode kan worden gekenmerkt door extremere weersomstandigheden, variërend van extreme kou tot uiterst warm weer. In beide gevallen konden echter lange perioden van droogte aanbreken, met soms desastreuze gevolgen. Om die reden was regenval dus een reden voor grote vreugde en blijdschap, hoewel deze vreugde soms maar van korte duur was.