Droogte, drinkwater en sterfte. De Groninger ziekte van 1826

Door Milja van Tielhof

Nederland lijdt onder langdurige droogte. Binnenvaartschippers moeten hun routes en lading aanpassen vanwege extreem lage waterstanden op de rivieren en boeren mogen hun gewassen niet meer met oppervlaktewater beregenen. Consumenten hoeven echter niet te vrezen voor de drinkwatervoorziening, zo stellen de autoriteiten ons gerust. Dit is in het verleden echter wel anders geweest. Droogte kon een humanitaire ramp veroorzaken en dit had te maken met de kwaliteit van het drinkwater (zie over de waterkwaliteit een eerder blog van Marit Steman). De gebruikelijke watervoorziening kwam onder druk te staan. Vooral arme mensen zagen zich genoodzaakt uit te wijken naar water dat ze normaal gesproken nooit zouden gebruiken. We kennen diverse lokale sterftepieken die samenvielen met uitzonderlijke droogte en hitte, zoals in Leiden in 1669, in Alkmaar en andere Noord-Hollandse steden in 1727/1728 en in Groningen in 1826. Er is in al deze gevallen discussie over de aard van de ziekte, zodat moeilijk vast te stellen is waaraan mensen precies overleden. Was het malaria, griep, een bacteriële darminfectie zoals dysenterie, of een gelijktijdig of kort na elkaar optreden van verschillende ziekten? Afhankelijk daarvan verschilt natuurlijk ook het belang van de drinkwaterkwaliteit. We weten van de “Groninger ziekte” van 1826 inmiddels genoeg om aan drinkwater een centrale rol toe te delen.

Het Schuitendiep. Foto Fr.Jul. von Kolkow, 1876-1879,  Groninger Archieven (1785_1361-1). Het Schuitendiep en andere stadsgrachten verspreidden in de zomer een ondraaglijke stank.

Het ging bij de Groninger ziekte van 1826 om een ramp van Bijbelse proporties. Van de circa 28.000 inwoners werd een kwart tot een derde ziek en in een jaar tijd stierven 2844 mensen, ofwel een tiende van de stedelijke bevolking. Wat was hier aan de hand? Recente publicaties maken aannemelijk dat het niet ging om één ziekte, maar om een reeks infectieziekten die elkaar in de loop van het jaar opvolgden, waaronder malaria en griep in de lente, buikgriep in de zomer en verschillende bacteriële darminfecties in de nazomer en herfst. Mensen waren soms nauwelijks hersteld van de ene infectie, of de volgende diende zich aan, wat hun weerstand verzwakte. Verreweg de meeste slachtoffers vielen tussen augustus en november, toen tyfus en dysenterie in snel tempo om zich heen grepen. Dit soort darminfecties verspreidt zich via water dat in contact is geweest met uitwerpselen van zieken. Inwoners van arme wijken in Groningen gebruikten in 1826 grachtenwater om voedsel in te bereiden. Ze moesten wel, want er was een schreeuwend gebrek aan drinkwater. Door het uitzonderlijk droge voorjaar en de hete zomer waren waterputten droog komen te staan en was de openbare watervoorziening volledig ingestort. Veel mensen hadden geen eigen putten of regenbakken en gebruikten dus water uit het Boterdiep, het Schuitendiep of andere stinkende grachten.

Drekmenners met drekkar of faecaalwagen bij de Oosterpoort in Groningen. Foto J.G. Kramer, 1870, Groninger Archieven (1785_13586). De drekstoep lag vlakbij deze stadspoort.

Er was een bijzondere reden waarom het grachtenwater funest was voor de volksgezondheid. Groningen had als eerste stad in Nederland een tonnenstelsel voor het ophalen van fecaliën. De drekophalers leegden de tonnen met uitwerpselen in een kar en brachten ze naar de zogenaamde drekstoep, net buiten de stad, bij de Oosterpoort. Hier werden ze, samen met ander afval, gecomposteerd om te worden gebruikt als mest op afgeveend land. Op zichzelf een prima ‘circulair’ systeem, maar de uitvoering liet te wensen over. Het mestvocht uit de compostputten werd niet opgevangen, maar liep gewoon weg. Het sijpelde in een kanaaltje dat uitkwam in het Winschoterdiep, vlak voor het punt waar dit water de stad binnenstroomde. Vervolgens stroomde het besmette water van het Winschoterdiep onder andere via het Schuitendiep, de Turfsingel en het Boterdiep de stad door.

Spotprent met fecaliënwagen, 1900-1901. De mannen legen tonnen in de kar en voorbijgangers vluchten voor de stank. Groninger Archieven 1173_0074_0012.

De grachten werden “superspreaders” van tyfus, buiktyfus en dysenterie. Zoals Londen in 1854 zijn pomp in Broad Street had, van waaruit de cholerabacterie zich verspreidde, had Groningen in 1826 zijn drekstoep bij de Oosterpoort van waaruit allerhande bacteriën hun reis door de stad begonnen. Het schreeuwend gebrek aan drinkwater als gevolg van de extreme droogte deed de rest.


Literatuur

Ulco Kooystra, ‘Een ramp voor de stad maar ook een zegen voor de mensheid’, Historisch Jaarboek Groningen (2018) 70-87.

Ulco Kooystra, De scheikunstenaar. De innovatieve wetenschap van de Groningse hoogleraar Sibrand Stratingh Ez. 1785-1841 (Hilversum 2021).

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: